Bewaking

Uit Wegenwiki
(Doorverwezen vanaf Fasebewaking)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De bewaking is het proces in een verkeersregelinstallatie dat het correct functioneren van de verschillende onderdelen in de gaten houdt. Wanneer de verkeersregelinstallatie niet correct functioneert grijpt de bewaking in, bijvoorbeeld door het uitschakelen van de verkeersregelinstallatie of het in- of uitschakelen van detectoren.

Fasebewaking

De fasebewaking zorgt in voertuigafhankelijke- en verkeersafhankelijke regelingen voor een bewaking op het functioneren van de verkeersregeling, en wordt ook wel roodlichtbewaking genoemd.

De fasebewaking meet de roodtijd van een signaalgroep nadat deze een groenfase heeft gehad. Wanneer de roodtijd te lang wordt (bij veel wegbeheerders ingesteld op 240 seconden) zal de verkeersregeling ingrijpen en wordt de regeling opnieuw opgestart. Wanneer dit een x aantal keer achter elkaar gebeurt zal de regeling zichzelf uitschakelen of overgaan naar de stand geel-knipperen. Een monteur zal de installatie dienen te herstellen.

Conflictbewaking

De conflictbewaking bewaakt het gelijktijdig groen zijn van twee conflicterende richtingen, of het groen onder geel zijn van twee conflicterende richtingen. Een verkeersregeling is meestal op zo'n manier opgezet dat twee conflicterende richtingen nooit gelijktijdig groen kunnen hebben. Ook groen onder geel is in Nederland wettelijk verboden wanneer beide richtingen conflicterend zijn. Een verkeersregeling wordt dan ook altijd uitgebreid getest op deze conflicten.

Wanneer de verkeersregeling aan de vereiste voorwaarden voldoet zal deze op straat geimplementeerd worden. Het verkeersregeltoestel bevat voor de conflictbewaking een zogenaamde conflictmonitor. Wanneer conflicten gelijktijdig geel onder groen, of beide groen zijn, grijpt de conflictbewaking in en schakelt de installatie over naar de toestand geel-knipperen.

Detectiebewaking

De detectiebewaking houdt de toestand van de detectoren in een verkeersregelinstallatie in de gaten. Wanneer een detector te lang bezet is, of te lang onbezet is, kan de procesbesturing besluiten om in te grijpen, of om "niets" te doen. Elke wegbeheerder maakt hierin zijn eigen keuze welke actie er wel of niet na te lang ondergedrag of bovengedrag wordt uitgevoerd.

Voor elke detector is een grenswaarde definieerbaar voor het te lang bezet zijn en het te lang niet-bezet zijn, en wanneer deze grenswaarde wordt overschreden grijpt de bewaking in. De detector wordt dan als "in storing" gezien en afhankelijk van de voorkeur van de wegbeheerder:

  • softwarematig uitgeschakeld
  • softwarematig ingeschakeld of
  • er wordt niets met de melding gedaan.

In elk van de drie gevallen blijft de detectie dan "in storing" staan, en wordt meestal automatisch gemeld aan een beheerscentrale.

Het automatisch softwarematig opzetten van de detector kan tot problemen leiden door:

  • het continu aanvragen van een signaalgroep terwijl er geen verkeer op die signaalgroep aanwezig is;
  • het continu verlengen van een signaalgroep tot het maximumgroen (meestal alleen bij lange lussen en verweglussen van toepassing), terwijl het verkeersaanbod minimaal is

Het is zaak de bewakingstijden per type signaalgroep in te stellen. Waar een signaalgroep kan terugvallen op andere detectoren kan meestal volstaan worden met een tijdsduur van 24 uur, waar dit niet het geval is zal een lagere tijd gekozen moeten worden. Met name bij detectie die zeer weinig aangesproken wordt, zoals voetgangersdrukknoppen in een middenberm, is een hogere bewakingstijd soms noodzakelijk om continue aanvragen te voorkomen.

Met name in de rustige perioden zoals tussen de ochtend- en avondspits en in de nachtelijke uren kan het continu aanvragen en verlengen van conflicterende richtingen zeer vervelend zijn voor het overige verkeer, dat dan op "niets" staat te wachten. Aan de andere kant is het zo dat bij signaalgroepen die zijn uitgevoerd met één enkele detector, zoals bij voetgangers, de mogelijkheid ontbreekt om terug te vallen op andere detectoren, waarmee een vaste aanvraag een noodzaak is.

De verkeerskundige dient voordat de verkeersregeling wordt geladen altijd na te gaan of de maximumgroentijden voor elke te onderscheiden periode (ochtend, dal, avond, file) actueel zijn en op het verkeersaanbod van elke periode zijn afgestemd. Met goed ingestelde maximumgroentijden wordt het onnodig wachten voor conflicterend verkeer tot een minimum beperkt tijdens het in ondergedrag zijn van de detector.

Overwogen dient te worden of de bewuste detector tijdelijk uitgezet kan worden totdat de storing verholpen is. Zoals hierboven reeds vermeld is, kan dit alleen bij signaalgroepen met meerdere detectoren, waar een detector "gemist" kan worden. Met enkele softwarematige aanpassingen zoals het verhogen van hiaattijden van andere, wel werkende detectoren in dezelfde signaalgroep, of het verhogen van het beperkt meetkriterium (koplusmaximum) kan de werking van de defecte detector in veel gevallen worden gemaskeerd.