Jaagpad

Uit Wegenwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een jaagpad is een pad langs een waterloop, met als doel om het zogenaamde jagen mogelijk te maken: het vanaf de kant voortslepen van een schip.

Context

Waar jagen oorspronkelijk bedoeld was als hulpmiddel bij ongunstige wind of stroming, ontstonden vanaf 1600 ook trekveren en trekschuiten. Daarvoor kwamen ook trekvaarten tot stand. Hier zat het gebruik van jagen en jaagpaden dus bewust ingebakken.[1]

Jaagpaden langs kanalen gaven vaak korte doorgaande routes tussen de plaatsen aan weerszijden van het kanaal. Dat maakte ze ook aantrekkelijk als weg, zodat men op vroege kaarten de jaagpaden aan weerszijden van een kanaal wel als weg ingetekend ziet.

Een stap verder was het om direct naast de waterlopen en hun jaagpaden verharde wegen aan te leggen. De eerste straatwegen Amsterdam-Haarlem, Nijmegen-Arnhem en Groningen-Delfzijl volgden trekvaarten. De historische route tussen Den Haag en Rotterdam volgt de Schie, een gekanaliseerde natuurlijke waterloop die was voorzien van jaagpaden. Zij werden in de 19e eeuw opgenomen in het net van Groote Wegen.

Dat wil echter niet zeggen dat in de vroege geschiedenis van het wegennet in Laag Nederland (hoofdartikel: Nederlandse wegen tot 1800) jaagpad en weg altijd samen liepen. De voorloper van de N11, de Hoge Rijndijk tussen Gouda en Utrecht, lag te ver van de waterloop om als jaagpad te kunnen dienen; en waar een apart jaagpad bestond lag de weg daar niet tegenaan geplakt. De route Vlissingen-Veere, een van de oudste verharde wegen van het land, was volledig losgekoppeld van water. En de belangrijkste noord-zuid van het gewest Holland, de Herenweg, liep ver weg van water over zandgronden waarop beter gebouwd kon worden.

Referenties

  1. R. Reinders e.a., Trekveren in de provincie Groningen, verslag werkcollege 2008, pagina 22-23.