Interstate 495 in New York
![]() | |||
---|---|---|---|
I-495 | |||
Begin | New York | ||
Einde | Riverhead | ||
Lengte | 114 km | ||
|
De Interstate 495 of I-495, ook wel Long Island Expressway (LIE) is een Interstate Highway in de Amerikaanse staat New York. De autosnelweg vormt een oost-westverbinding op Long Island, en loopt over een enorme afstand door de voorsteden van New York City. De autosnelweg begint in New York City en eindigt in Riverhead, 114 kilometer naar het oosten. De route onderweg bestaat uit talloze kleine suburbs, die steeds dunner bebouwd raken naarmate men verder naar het oosten gaat.
Routebeschrijving


Queens
De autosnelweg begint in Manhattan op 2nd Avenue. Men duikt direct de Queens-Midtown Tunnel in en gaat onder de East River door. De tunnel is bijna 2 kilometer lang. In Queens komt de tunnel weer bovengronds en de autosnelweg telt hierna 2x3 rijstroken. De autosnelweg voert door een grote begraafplaats, waar het knooppunt met de Interstate 278, de Brooklyn-Queens Expressway (BQE) ligt. Midden op deze begraafplaats staat ook een energiecentrale. De autosnelweg verbreedt hierna naar 2x4 rijstroken. Men kruist een eindje verderop Queens Boulevard, met 12 rijstroken één van de breedste wegen van Queens. In Centraal Queens kruist men de Grand Central Parkway en een halve kilometer verderop de Interstate 678, de Van Wyck Expressway naar de luchthaven. De Interstate 495 telt hierna 2x3 rijstroken. In het oosten van Queens kruist men de Interstate 295, de Clearview Expressway die richting the Bronx verloopt. De laatste autosnelweg die men in New York kruist is de Belt Parkway, ook wel de Cross Island Parkway. Een paar kilometer verderop steekt men de grens met Nassau County over.
Nassau County
De dichtheid van het stedelijk gebied verandert direct na de county line, de woonwijken zijn hier wat minder dichtbebouwd. Nassau County is één van de duurste en rijkste counties in de Verenigde Staten. Parallel, soms op enkele tientallen meters, verloopt de Northern State Parkway. Deze corridor telt 19 rijstroken, maar bestaat feitelijk uit twee autosnelwegen en toevoerwegen. Beide autosnelwegen tellen 2x3 rijstroken. Men passeert talloze kleine voorsteden, waarvan er geen enkele echt bovenuit springt in inwonertal. Ter hoogte van Plainview kruist men de Seaford-Oyster Bay Expressway, die naar het zuiden leidt. Hierna kruist men de Northern State Parkway, maar het knooppunt bestaat uit slechts 2 verbindingen en is verre van compleet. Bij Plainview steekt men de grens met Suffolk County over.
Suffolk County
Het grootste gedeelte van I-495 ligt in Suffolk County. Bij de eerste plaats, Melville, liggen grote bedrijventerreinen. Men is ondertussen al op 60 kilometer van Manhattan. Men passeert langs Dix Hills en Deer Park, beiden voorsteden van New York. In Brentwood kruist men de Sagtikos State Parkway. I-495 telt hier nog steeds 2x3 rijstroken. Brentwood is een wat grotere suburb en is ook vrij dichtbebouwd. De wijken hebben een goed leefklimaat, met vele bomen en parken en brede wegen met weinig verkeer. Central Islip is een andere grotere suburb langs I-495. De meeste voorsteden hebben maar een paar duizend inwoners, maar er zijn er honderden van op Long Island. Na Medford, op bijna 100 kilometer van Manhattan, raakt de bebouwing wat meer uiteen. De autosnelweg eindigt uiteindelijk iets verderop, bij Riverhead, na 114 kilometer voorsteden en woonwijken op Main Street.
Geschiedenis
Eerste aanleg
Toen de Queens-Midtown Tunnel werd aangelegd aan het eind van de jaren '30 vond planner Robert Moses de aanleg van de Long Island Expressway overbodig, waarbij geruchten rond gingen over het feit dat Robert Moses niet de leiding had over de aanleg ervan. Dit omdat de tunnel werd aangelegd door de New York City Tunnel Authority, die niet onder het gezag van Moses viel.
Het eerste deel van de Long Island Expressway opende in 1940, als een anderhalf kilometer lang viaduct met zes rijstroken over de bedrijvigheid van Long Island City in het westen van Queens. Tegelijkertijd opende ook de Queens-Midtown Tunnel onder de East River. De autosnelweg eindigde toen waar momenteel het knooppunt met de Interstate 278 ligt. In 1941 werd gepland om de Long Island Expressway verder naar het oosten te verlengen, tot aan Horace Harding Boulevard (huidig knooppunt met de Grand Central Parkway), om zodoende de drukke Queens Boulevard te ontlasten van doorgaand verkeer. Later, in 1945, na een negen jaar lange strijd om de macht kreeg Robert Moses het gezag over de Tunnel Authority en werd een nieuw agentschap gecreëerd, de Triborough Bridge and Tunnel Authority. Daarna veranderde ook de positie van Moses over de Long Island Expressway en er werd 32,5 miljoen dollar geïnvesteerd om de autosnelweg naar het oosten door te trekken, wat nu de Queens-Midtown Expressway is tussen I-278 en Queens Boulevard, een kilometer of 6 oostelijker.
Ten oosten van Queens Boulevard ging het tracé van de Long Island Expressway over de Horace Harding Boulevard. In 1949 stelde de New York State Department of Public Works (NYSPDW) de aanleg van een autosnelweg voor dat voor al het verkeer beschikbaar was, in tegenstelling tot de vele parkways waar vrachtwagens verboden zijn. De Long Island Expressway was onderdeel van een plan van 2.865 kilometer autosnelweg in de staat New York. De Long Island Expressway moest helemaal naar Orient Point in het oosten van Long Island lopen. In die tijd was Long Island nog voornamelijk platteland, Nassau County begon net na de Tweede Wereldoorlog met het verstedelijken.
Long Island
Op 1 september 1953 werden de plannen onthuld voor een 115 kilometer lange autosnelweg met 2x3 rijstroken van New York tot aan het oostelijke einde van Long Island. Volgens een brief aan de toenmalige gouverneur Thomas E. Dewey van Robert Moses was de Long Island Expressway, toen de "Central Motor Expressway" genoemd, de enige logische oplossing;
De voorgestelde Long Island Expressway is het belangrijkste onderdeel van het hoofdwegennet dat geheel Long Island zal bedienen, wat Brooklyn, Queens, Suffolk en Nassau counties omvat, met een bevolking van 5,5 miljoen. De hoofdader van dit programma is een 115 kilometer lange snelweg voor alle verkeerstypen van Manhattan tot aan Riverhead. De aanleg van deze snelweg heeft de steun van zowel Nassau als Suffolk county. Een snelle oplevering van een aanzienlijk snelwegennet van Manhattan en Queens door Nassau naar Suffolk County is de enige logische oplossing voor de onaanvaardbare congestie ten gevolge van de grootschalige woningbouw, bevolkingsgroei en de groei van het autobezit. Bijna dagelijks worden de laatste percelen op Long Island verkocht aan ontwikkelaars. Wanneer niet snel een right-of-way wordt verkregen moet de snelweg door bebouwde gebieden lopen met enorme kosten voor onteigening en de problemen van het slopen van woningen en bedrijven.
Gouverneur Dewey keurde de autosnelweg op 27 maart 1954 goed. De Long Island Expressway, die in eerste instantie een ontwerpcapaciteit van 80.000 voertuigen per dag had, kostte 500 miljoen dollar, bijeengebracht door fondsen van de staat en de federale overheid. In 1954 werden al intensiteiten van 100.000 voertuigen per dag gemeten op de grenzen van Nassau en Suffolk counties. Er werd gevreesd dat het niet op tijd aanleggen van de Long Island Expressway banen zou kosten, als de originele opleveringsdatum van 1961 niet gehaald werd.
Tussen 1954 en 1958 werd de Horace Harding Expressway (nu Long Island Expressway) aangelegd door het NYSPDW tussen Queens Boulevard en de grens met Nassau County. Een klein stukje ter hoogte van de Clearview Expressway opende pas in 1960 nadat er een groot stackknooppunt was aangelegd. In oktober 1958 werd het eerste gedeelte in Nassau County geopend, tussen de grens met Queens en Exit 39, Glen Cove Road. In diezelfde maand werd het Interstate Highway systeem gelanceerd en kreeg de Long Island Expressway het nummer I-495. Net ten oosten van het nieuwe gedeelte, door Old Westbury wist Robert Moses een groot stuk land te kopen wat 25 jaar eerder niet kon worden verkregen voor de Northern State Parkway, die daar dan ook een vreemde bocht naar het zuiden maakt, maar Moses kon hier geen aansluitingen aanleggen, waardoor de autosnelweg hier een stuk van 6 kilometer zonder afslagen heeft, nogal opvallend in een verder sterk verstedelijkt gebied.
Langzaam maar zeker werd de Long Island Expressway verder naar het oosten aangelegd. In 1960 werd de autosnelweg tot exit 41 in Jericho verlengd en midden 1962 bereikt de autosnelweg de grens met Suffolk County, tot exit 49. Een jaar later was de autosnelweg verlengd tot exit 52 in Commack. In 1964 opende weer een stuk tot exit 59 in Ronkonkoma en eind 1966 was de snelweg voltooid tot exit 61 in Holbrook.
Latere ontwikkelingen
Slechts een paar jaar na de opening van de Long Island Expressway kreeg de autosnelweg al de naam van 's werelds grootste parkeerplaats. In 1963 stelde Henry Barnes, voorzitter van NYC Transportation een tweede dek voor de autosnelweg voor door Queens, met een kostenraming van 94 miljoen dollar. Het tweede dek moest een wisselstrook worden, 's ochtends richting westen en 's avonds richting oosten. De dagelijkse intensiteiten bedroegen toen al 130.000 voertuigen per dag. Een klein deel, tussen I-278 en Maurice Avenue is uiteindelijk dubbeldeks geworden. Hier liggen in totaal 12 rijstroken.
Begin jaren '70 ontbrak nog steeds 35 kilometer tot het geplande einde bij Riverhead. In 1970 opende 32 kilometer I-495 van exit 61 in Holbrook tot exit 71. Op 28 juni 1972 werden de laatste 3 kilometer tot exit 73 in Riverhead geopend, waarmee de geplande Interstate 495 voltooid was.
In 1971 kreeg de Long Island Expressway zijn eerste HOV-stroken, met een busstrook over 3 kilometer tussen de Queens-Midtown Tunnel en de Interstate 278. De binnenste rijstrook richting het oosten werd een wisselstrook voor bussen en taxi's. De wisselstrook kreeg zo'n 60 bussen per uur te verwerken. Om de verkeersdruk in Manhattan te verminderen werd de busstrook in 2003 omgezet in een HOV-strook voor voertuigen met 3 personen of meer. Dit is nog steeds een wisselstrook, afgescheiden met een jersey barrier van de rest van het verkeer.
In de jaren '70 werden de fileproblemen op de Long Island Expressway steeds groter, er werd geschat dat in 1975 gemiddeld duizend voertuigen elke weekdag geparkeerd werden op de vluchtstrook bij aansluitingen, waarbij mensen met ander vervoer verder gingen. Vanaf 1975 werden P+R locaties gebouwd op verschillende aansluitingen in Nassau en Suffolk County. Midden jaren '70 werd ook voorgesteld de busstrook te verlengen om zodoende meer mensen per uur te kunnen verplaatsen. Begin jaren '70 werden tevens HOV-lanes overwogen, maar enquêtes wezen uit dat bijna niemand daar gebruik van zou maken en die plannen werden voorlopig in de ijskast gezet. In 1978 was er een voorstel om een lightrail over de vluchtstrook te laten lopen, maar geld voor dit project werd uiteindelijk in andere projecten gestoken. De jaren '70 zagen tevens een politiek keerpunt, de tijden van Robert Moses waren voorbij, en de aandacht ging vooral naar het openbaar vervoer. Capaciteitsuitbreidingen waren niet zo vanzelfsprekend meer als in de jaren '50.
Pas in 1983 werd het nummer I-495 ook ten oosten van de Interstate 295 (Clearview Expressway) toegekend voor het resterende deel tot aan Riverhead. Begin jaren '80 werd ook verlichting geplaatst in Nassau en Suffolk County. Eind jaren '80 raakte I-495 steeds verder overbelast, met intensiteiten tegen de 200.000 voertuigen op 2x3 rijstroken. In 1986 werden dan ook plannen gemaakt voor een vierde rijstrook. Vanwege het volgebouwde karakter van Long Island was het niet praktisch een nieuwe oost-westverbinding over Long Island te bouwen. Eind jaren '80 was er veel discussie over het feit of de vierde rijstrook een general purpose lane moest worden, of een HOV-lane. Uiteindelijk werd een oplossing gekozen waarbij de vierde rijstrook tijdens de spits alleen door HOV-voertuigen en bussen gebruikt mocht worden, maar buiten de spits voor alle typen voertuigen werd opengesteld. De bouw begon in 1991 in het westen van Suffolk County. De eerste stroken openden tussen exit 49 en 57 in 1994. Een tweede deel tussen exit 40 en exit 49 opende in 1998 en tussen exit 57 en 64 in 1999. De laatste delen tussen exit 32 in Queens en exit 40 openden op 30 juni 2005, bijna een jaar achter op schema.
Recenter ontwikkelingen
In 1998 kondigde de toenmalige gouverneur Pataki aan dat hij een HOV-voorstel in Queens zou afwijzen. Als reactie bouwde de staat de vluchtstroken van de Long Island Expressway om naar een vierde rijstrook. Alhoewel er extra capaciteit is, is er geen ruimte voor voertuigen met pech, en als er al ruimte is naast de vluchtstrook, is die erg smal.
Ongebouwde delen
Mid-Manhattan Expressway
De Mid-Manhattan Expressway was een geplande oost-westsnelweg over Manhattan, die de State Route 495 in New Jersey met de Interstate 495 in New York moet verbinden via de Lincoln Tunnel en Queens-Midtown Tunnel.
De autosnelweg werd het eerst in 1926 voorgesteld en werd in 1929 opgenomen in een masterplan en in 1941 nogmaals. De voorgestelde autosnelweg moest het oost-westverkeer vergemakkelijken en tevens New Jersey met Long Island verbinden. In de jaren '40 werd de autosnelweg voorgesteld door planner Robert Moses als een verhoogde snelweg tussen de Lincoln en Queens-Midtown tunnels. De route kreeg het nummer I-495 in oktober 1958 om I-495 in New Jersey en I-495 in New York met elkaar te verbinden. In 1955 werd de autosnelweg als volgt voorgesteld;
de verhoogde snelweg vanaf de aansluiting met de West Side Highway zou beginnen als een verdiepte snelweg in een verbrede 30th Street tot 10th Avenue. De snelweg zal dan naar de noordzijde van 30th Street verplaatsen om verbinding te maken met de aanlopen van de Lincoln Tunnel tussen 10th en 9th Avenue. De zesstrooks snelweg zal over 8th Avenue gaan en als verhoogde snelweg door de rest van Manhattan lopen. Na 2nd Avenue zou de snelweg een boog naar het noorden maken met een aansluiting op de FDR Drive. Tussen 1st en 2nd Avenue moet een aansluiting komen met de Queens-Midtown Tunnel. De geschatte kosten bedragen 77 miljoen dollar, waarvan 33,5 miljoen voor onroerend goed.
Een unieke situatie zou rond de Mid-Manhattan Expressway bestaan dat ontwikkelingen onder én boven de snelweg mogelijk maakte, waarbij de autosnelweg door gebouwen zou kunnen lopen. De autosnelweg zou 2x3 rijstroken tellen, 10 verdiepingen boven straatniveau met liften tussen de gedeelten onder en boven de autosnelweg. Onder de autosnelweg konden winkels en parkeergarages komen.
Vanaf 1937 werd tevens een tunnelalternatief overwogen, met twee buizen onder 36th en 37th Street. De belangrijkste argumenten tegen de tunnel waren de kosten, 119 miljoen voor een tunnel zonder aansluitingen en 145 miljoen voor een tunnel met aansluitingen met 5th Avenue. De voorstellen gingen ook uit van een 2x2 tunnel, in tegenstelling tot de 2x3 verhoogde snelweg, minder capaciteit, maar hogere kosten. In die tijd stelde Moses ook een derde tunnelbuis voor de Queens-Midtown Tunnel voor ter waarde van 120 miljoen dollar voor vier rijstroken in de vorm van wisselstroken.
In de jaren '40 en '50 wist Robert Moses steun te krijgen voor de aanleg onder burgemeesters en de pers. Echter, vanaf begin jaren '60 begon de politieke ommekeer naar het openbaar vervoer en het politieke landschap verslechterde voor Robert Moses. Hij bleef voorstander van de Mid-Manhattan Expressway. In 1969 trok de New York City Planning Commission de steun in en in 1971 blies gouverneur Nelson Rockefeller het project geheel af, samen met minstens zes andere Interstate Highways in New York City. I-495 bleef een solitaire Interstate Highway op Long Island en zou nooit verbonden worden met zijn hoofdroute, de Interstate 95. Het gebouwde deel in New Jersey tussen de Lincoln Tunnel en de New Jersey Turnpike kreeg het nummer State Route 495.
Montauk Spur
Eind jaren '50 waren er plannen om een spur te bouwen van de nog in planning zijnde Long Island Expressway tussen exit 70 en exit 71 naar de Sunrise Highway in Hampton Bays. Uiteindelijk werd de County Route 111 een stukje westelijker als meerstrooks hoofdweg (doch niet ongelijkvloers) gebouwd tussen de beide autosnelwegen.
Mattituck Extension
In 1969, drie jaar voordat de Long Island Expressway het einde bij Riverhead bereikte, waren plannen voor een 21 kilometer lange verlenging tot Mattituck goedgekeurd. Deze verlenging was een mogelijkheid voor een brug over het Long Island Sound naar Connecticut of Rhode Island. De verlenging bleek onpopulair bij omwonenden en in 1973 werd het plan afgeblazen. Ondanks dat bleven planningscommissies in de regio voor een verlenging van de snelweg tot Mattituck.
Long Island Sound verbinding
Tussen de jaren '60 en jaren '90 waren er serieuze voorstellen voor een verbinding over het Long Island Sound, de zeestraat die Long Island van het vasteland in Connecticut scheidt. Er waren vier voorstellen om I-495 te verlengen over het Long Island Sound;
- Riverhead, NY - Guilford, CT
- East Marion, NY - Old Saybrook, CT
- Orient Point, NY - New London, CT
- Orient Point, NY - Westerly, RI
Verkeersintensiteiten
I-495 is druk en overbelast. Ondanks dat er meer dan 100 kilometer lang voorsteden aan liggen blijft de weg grotendeels 2x3 rijstroken. Bij elke afslag richting het westen komt er meer verkeer op, wat uiteindelijk tot structurele congestie leidt in New York, wat vaak de hele dag aanhoudt. De verkeersintensiteiten zijn hoog, maar meestal schommelen ze tussen de 120.000 en 180.000 voertuigen, wat doorgaans inhoudt dat de capaciteit gedurende de hele dagperiode verbruikt is. In Nassau County zijn er tijdelijk 2x4 rijstroken, zodat hier de intensiteiten oplopen tot meer dan 200.000 voertuigen. In Suffolk County loopt dit langzaam af tot 127.000 voertuigen, maar het wordt pas rustig vlakbij het einde van de weg.
Exit | Locatie | 2008 | 2015 |
---|---|---|---|
- | Queens-Midtown Tunnel | 80.000 | 79.000 |
14 | Long Island City | 80.000 | 70.000 |
17 | 68.000 | 162.000 | |
19 | Queens Boulevard | 163.000 | 189.000 |
21 | 108th Street | 145.000 | 152.000 |
22 | Grand Central Parkway | 147.000 | |
23 | Main Street | 139.000 | 171.000 |
24 | Kissena Boulevard | 184.000 | 127.000 |
25 | Utopia Parkway | 131.000 | 128.000 |
26 | Francis Lewis Boulevard | 124.000 | 156.000 |
27 | 127.000 | 156.000 | |
29 | Springfield Boulevard | 119.000 | 149.000 |
30 | Belt Parkway | 143.000 | 175.000 |
31 | Douglaston Parkway | 123.000 | 175.000 |
32 | Little Neck Parkway | 171.000 | 196.000 |
33 | Lakeville Road | 201.000 | |
34 | New Hyde Park Road | 213.000 | 205.000 |
35 | Shelter Rock Road | 204.000 | 219.000 |
37 | Willis Avenue | 202.000 | 211.000 |
38 | Northern State Parkway | 223.000 | 230.000 |
39 | Glen Cove Road | 179.000 | 187.000 |
40 | Jericho Turnpike | 171.000 | |
41 | Jericho | 185.000 | 183.000 |
43 | Oyster Bay Road | 169.000 | 187.000 |
44 | Seaford-Oyster Bay Expressway | 189.000 | 161.000 |
45 | Manetto Hill Road | 181.000 | 180.000 |
46 | Sunnyside Boulevard | 182.000 | 183.000 |
49 | Broad Hollow Road | 170.000 | 189.000 |
50 | Bagatelle Road | 170.000 | 172.000 |
51 | NY-231 | 177.000 | 185.000 |
52 | Commack Road | 173.000 | 178.000 |
53 | Sagtikos State Parkway | 135.000 | 160.000 |
54 | Wicks Road | 111.000 | 188.000 |
55 | Motor Parkway | 174.000 | 205.000 |
56 | NY-111 | 180.000 | 183.000 |
57 | Veterans Memorial Highway | 169.000 | |
58 | Old Nichols Road | 174.000 | |
59 | Ocean Avenue | 168.000 | 175.000 |
60 | Ronkonoma Avenue | 158.000 | |
61 | Patchogue-Holbrook Road | 175.000 | 189.000 |
62 | Nicolls Road | 160.000 | 141.000 |
63 | Ocean Avenue | 131.000 | |
64 | NY-112 | 88.000 | 71.000 |
65 | Horseblock Road | 75.000 | |
66 | CR-101 | 80.000 | |
67 | Yaphank Avenue | 66.000 | 77.000 |
68 | William Floyd Parkway | 80.000 | 51.000 |
69 | Wading River Road | 60.000 | 26.000 |
70 | CR-111 | 26.000 | 28.000 |
71 | NY-24 | 30.000 | 19.000 |
72 | NY-25 | 19.000 | 19.000 |
73 | CR-58 | 11.000 | 9.000 |
Rijstrookconfiguratie
Deze snelweg kent een sequentiële afritnummering.
Van | Naar | Rijstroken |
---|---|---|
Exit 15 | Exit 17 (I-278) | 2x3 |
Exit 17 (I-278) | Exit 19 | 2x4 |
Exit 19 | Exit 30 | 2x3 |
Exit 30 | Exit 64 | 2x4 |
Exit 64 | Exit 73 | 2x3 |
Referenties
Interstates en US Highways in de staat New York |
---|