Malojapass
Malojapass
Passo del Maloggia | |
---|---|
![]() | |
Hoogte | 1.815 m |
Weg | |
Hellingspercentage | 9% |
Verboden voor aanhangers? | nee |
Wintersluiting | november - mei |
Opengesteld | 1828 |
Kaart | kaart |
De Malojapass (Italiaans: Passo del Maloggia, Reto-Romaans: Pass da Malögia) is een bergpas in Zwitserland, gelegen in het kanton Graubünden. De bergpas is 1.815 meter hoog, en eroverheen loopt de Hauptstrasse 3.
Kenmerken
De Malojapass is een oost-west georiënteerde bergpas. De pasroute scheidt de Albula-Alpen in het noorden met de Bergamasker Alpen in het zuiden. De pashoogte vormt de waterscheiding tussen de Po en Donau, ten westen van de pashoogte watert het gebied af naar de Mera, vervolgens de Adda en daarna naar de Po. Aan de oostzijde watert het gebied af naar de Inn, een grote zijrivier van de Donau.
De Malojapass begint in het dorp Maloja. Sprake van een echte pas is er eigenlijk niet, aan de oostzijde is nagenoeg geen stijging. De Malojapass is dus vooral een afdaling naar het westen, naar de Bergell. De Malojapass is één van de bochtigste van Zwitserland, met kort na elkaar circa 15 haarspeldbochten. Men daalt hier hemelsbreed over 700 meter bijna 350 meter. De weg voert dan door een smal dal, de eerste grotere kern op de route is Vicosoprano. De bergen zijn zowel naar het noorden als naar het zuiden tussen 3.000 en 3.300 meter hoog. Hier liggen ook gletsjers, maar die zijn vanaf de weg vrijwel niet zichtbaar. Wel ziet men een stuwmeer, die per kabelbaan bereikt kan worden. Na Soglio volgt de grens met Italië. Bij Chiavenna bereikt men met rechtsaf slaan de Splügenpass. In zuidelijke richting kan men naar het Comomeer en Milaan.
De pasroute kent een groot klimatologisch verschil over korte afstand. Het Oberengadin aan de oostzijde is één van de koudste delen van de Alpen met een subalpien hooggebergteklimaat. De Bergell aan de westzijde kent vanwege de veel lagere ligging een aanzienlijk milder klimaat waar zelfs palmbomen groeien op hemelsbreed 10 tot 15 kilometer van de pashoogte.
Geschiedenis
De pasweg werd reeds in de Romeinse tijd aangelegd, maar of deze ook voor getrokken karren berijdbaar was, is niet duidelijk. Gedurende de middeleeuwen was de Malojapass een onbeduidende route. Pas eind 18e eeuw werd een poging gemaakt om de bergpas te moderniseren, in 1776 werd een kleine weg aangelegd over de Malojapass. Tussen 1827 en 1839 werd een modernere verharde weg aangelegd met 13 haarspeldbochten. In 1859 sloot de weg aan op het Italiaanse wegennet. In 1934 werd de weg verhard met asfalt, en in 1957 is de weg uitgebreid gerenoveerd en verbreed, zodat deze ook voor grotere voertuigen zoals vrachtwagens berijdbaar werd. Desondanks heeft de weg voor het vrachtverkeer amper een belangrijke functie.
In de winter
De Malojapass wordt in de winter open gehouden, om de vallei Bergell met de rest van Zwitserland verbonden te houden. De pasroute is in de winter soms lastig berijdbaar vanwege het grote hoogteverschil aan de westzijde. Lager in de Bergell valt in de winter slechts sporadisch sneeuw.
Referenties